donderdag 16 december 2010

De Hongaarse hovenier

Een glimlach op lange benen komt van het warme gedeelte van de waterbus het koude opgelopen. We meren bijna aan en ik sta al zo goed als startklaar om Rotterdam in te fietsen, mijn stuur in mijn gestreepte wanthanden. De jongeman langejan loopt langs me heen om zijn fiets uit het rek te pakken. Mijn ledlampjes gaan vast aan, voor het Hemabloemlichtje dat ik om de bovenste knoop van mijn wollen winterjas heb gehangen, achter hangt mijn rode lamp, ietwat hoger en wel vastgehaakt aan het elastiek dat mijn draadhaar samenbindt. “Wil je een chocola?” hoor ik naast me en voor ik het weet pak ik “Ja” uit een doos Belgische zeevruchtpralines. “Mmm, lekker zijn deze!” smul ik en ik bedank hem. Bijna omgevallen door de aanmeerstoot zeg ik ’m even later gedag en de liefste uit het assortiment waterbusconductrices zegt “Tot morgen” tegen mij en meteen daarna ook tegen hem. “Morgen ga ik vreemd met de trein” denk ik nog. Ik heb een kerstontbijt in een voor mij ongewoon oord waar exotische haltes op mij wachten.

In de brugklas schreef ik een kort verhaal over een ontmoeting in de trein. Stiekem was ik tevreden over de dialoog tussen een oude en een jonge reiziger, maar ik kon zelfs vanuit mijn teentoppen geen behoorlijk einde aan het verhaal zuigen (mijn probleem met eindes was er altijd al, Karellientje en eindes… ik zou er een hele reeks blogberichten aan kunnen wijden!). Ten einde raad vroeg ik om moederlijk advies en mama opperde de twee - net voor het uitstapmoment - te laten ontdekken dat zij elkaars verloren familie waren.

Een acht kreeg ik voor mijn opstel met een bijschrift dat ik me herinner als: mooi verhaal dat nog maar net overeind blijft na de zeer zwakke schakel die het einde is.
Mijn docent lichtte toe dat OV-gesprekken juist zo boeiend en charmant kunnen zijn en zo vol mogelijkheden doordat ze eindig zijn en eenmalig, een kort samenzijn van mensen die na het gesprek weer hun eigen weg gaan, zoals ze ook daarvoor hun eigen weg hadden afgelegd. Met de door mij gecreëerde familieband maakte ik dit kapot.

Ik fietste vanavond een andere Rotterdamse route dan normaal. Al aan het begin van mijn terugreis had ik tot een kleine omweg besloten, want “dat breekt zo lekker de week”. De glimlach zelve zag ik terug bij het eerste stoplicht en het tweede, na het derde sprak hij me aan en spraken we tot bij het “fonteinplein” vanwaar we andere stukken stad in moesten. Hij vertelde onder meer dat hij in Hongarije geboren is, dat hij lp’s verzamelt en dat hij als hovenier vandaag zijn laatste tuindag had omdat tuinieren en winter nu eenmaal slecht samengaan. Ik genoot van ons rustige gesprek, heel kalm, zonder haast. Het was al enige tijd geleden, realiseerde ik me, zo’n onverwacht prettige, ongedwongen ontmoeting. Zo eentje zonder uitwisseling van e-mailadressen of namen, zo een zonder weerzien.

“Mijn leraar Nederlands had gelijk” dacht ik tijdens de slotkilometers voorbij de fontein.
Vanavond voelde ik mij een personage in een goed opstel.