donderdag 16 december 2010

De Hongaarse hovenier

Een glimlach op lange benen komt van het warme gedeelte van de waterbus het koude opgelopen. We meren bijna aan en ik sta al zo goed als startklaar om Rotterdam in te fietsen, mijn stuur in mijn gestreepte wanthanden. De jongeman langejan loopt langs me heen om zijn fiets uit het rek te pakken. Mijn ledlampjes gaan vast aan, voor het Hemabloemlichtje dat ik om de bovenste knoop van mijn wollen winterjas heb gehangen, achter hangt mijn rode lamp, ietwat hoger en wel vastgehaakt aan het elastiek dat mijn draadhaar samenbindt. “Wil je een chocola?” hoor ik naast me en voor ik het weet pak ik “Ja” uit een doos Belgische zeevruchtpralines. “Mmm, lekker zijn deze!” smul ik en ik bedank hem. Bijna omgevallen door de aanmeerstoot zeg ik ’m even later gedag en de liefste uit het assortiment waterbusconductrices zegt “Tot morgen” tegen mij en meteen daarna ook tegen hem. “Morgen ga ik vreemd met de trein” denk ik nog. Ik heb een kerstontbijt in een voor mij ongewoon oord waar exotische haltes op mij wachten.

In de brugklas schreef ik een kort verhaal over een ontmoeting in de trein. Stiekem was ik tevreden over de dialoog tussen een oude en een jonge reiziger, maar ik kon zelfs vanuit mijn teentoppen geen behoorlijk einde aan het verhaal zuigen (mijn probleem met eindes was er altijd al, Karellientje en eindes… ik zou er een hele reeks blogberichten aan kunnen wijden!). Ten einde raad vroeg ik om moederlijk advies en mama opperde de twee - net voor het uitstapmoment - te laten ontdekken dat zij elkaars verloren familie waren.

Een acht kreeg ik voor mijn opstel met een bijschrift dat ik me herinner als: mooi verhaal dat nog maar net overeind blijft na de zeer zwakke schakel die het einde is.
Mijn docent lichtte toe dat OV-gesprekken juist zo boeiend en charmant kunnen zijn en zo vol mogelijkheden doordat ze eindig zijn en eenmalig, een kort samenzijn van mensen die na het gesprek weer hun eigen weg gaan, zoals ze ook daarvoor hun eigen weg hadden afgelegd. Met de door mij gecreëerde familieband maakte ik dit kapot.

Ik fietste vanavond een andere Rotterdamse route dan normaal. Al aan het begin van mijn terugreis had ik tot een kleine omweg besloten, want “dat breekt zo lekker de week”. De glimlach zelve zag ik terug bij het eerste stoplicht en het tweede, na het derde sprak hij me aan en spraken we tot bij het “fonteinplein” vanwaar we andere stukken stad in moesten. Hij vertelde onder meer dat hij in Hongarije geboren is, dat hij lp’s verzamelt en dat hij als hovenier vandaag zijn laatste tuindag had omdat tuinieren en winter nu eenmaal slecht samengaan. Ik genoot van ons rustige gesprek, heel kalm, zonder haast. Het was al enige tijd geleden, realiseerde ik me, zo’n onverwacht prettige, ongedwongen ontmoeting. Zo eentje zonder uitwisseling van e-mailadressen of namen, zo een zonder weerzien.

“Mijn leraar Nederlands had gelijk” dacht ik tijdens de slotkilometers voorbij de fontein.
Vanavond voelde ik mij een personage in een goed opstel.

zondag 14 november 2010

Een ouwetje

Een pareltje deze clip. Kon hem een tijd niet opgraven uit mijn geheugen, maar zie daar... hij is er weer!



maandag 26 juli 2010

Wie biedt?



Om een beter beeld te krijgen klik je met je linkermuisknop 1 x op de advertentie of... bekijk je het aanbod van M en mij op Marktplaats zelf!

vrijdag 16 juli 2010

Om op te eten...



... zo lekker...
in de lunchpauze, op een bankje in de tuin
van Rotterdams mooiste boekhandel.

vrijdag 18 juni 2010

Over meeuwen en meer Zeeuwen in Zoutelande

Nummer acht van de Stormvogelhuisjes in Duinpark Het Kustlicht heeft een sauna en een bubbelbad, maar ook een terras en vijver met eenden, meerkoeten en meerdere eend- en meerkoetkinders die met hun flapperpoten op de tegels kletteren zodra daarop broodplukjes worden gegooid. Achter de schuifpui, het terras en de vijver leeft veel gras waarbovenuit soms een golfer verschijnt in roze lambswooltrui, witte broek en dito haardos. Na een weggetje en hoge duinen bereiken we het strandzand. Met schelpen, schommels, kwallen en zeewier, het plantje dat zijn bindmiddel schenkt aan shampoos, tandpasta's, ijsjes en vla.

We worden er rustig van. Wij van de Schoondermarks en twee verliefloofde eigenlijk-ook-al-familieleden worden rustig van de zee, de zon, de dieren die we ontmoeten in het weekend waarin we het 35-jarig huwelijk van mijn ouders vieren. In deze dagen raken onze zintuigen prettig geprikkeld en we denken aan Hans Dorrestijn die zo mooi ‘verrukkelijk visje’ zeggen kan.



Ik verander in een schelpenmeisje, M en ik in slakkenbeschermers. Slakken die het duinpad oversteken en daarmee het gevaar lopen te worden geplet door mountainbikewielen en ‘Naikie Eirmeks-schoenen’ lokken we in hun huisje en tillen we naar de overzijde. Als we niet weten wat de bestemming van het slakkebeest is - soms 'loopt' er een als wij, verticaal over het pad - helpen we ‘m op onze terugweg. Beiden twijfelen we bij eentje. Als we hem hebben overgezet, vragen we ons af of hij niet à la minute aan de retourreis beginnen wil. Zou een slak in zijn traagheid het doel van de reis wel overzien? Zijn zijn doelen het zich voortplanten, eten, slijmig wandelen en de weg meten? Zit er in zijn huisje een opgerold meetlint misschien?


Soms weten we niet wat we zien en… begrijpen we het pas als we beter kijken.
Soms weten we niet wat we horen en... zoeken het later op.
Mama meerkoet is niet zo stuntelig dat ze zich het eten laat afpakken. Ze neemt het brood expres zo scheef in haar bek, opdat ze het aan haar jongen kan oversnavelen.
Het zachte regenpijpgeluid bij de paaltjes aan het strand lijkt uit de kleine kalkpotjes te komen waarmee de paaltjes behangen zijn.



Zeepokken zijn het en ze kunnen zich ook op de huid van walvissen hechten of op een zeeschildpaddenschild. In de witgrijzige huisjes zitten kleine kreeften met zes paar ranke poten plus een piemel die tot twintig keer de lichaamslengte van het dier worden kan als de rankpotige een buurpokkie bevruchten wil. De pokken leven voornamelijk van plankton. Dit wapperen de poten, die onder water uit hun huisjes steken, efficiënt naar binnen.

Aaaah...
duinen, slakken, zeepokken, klaprozen, bubbels in 't bad en bubbels in 't glas, muziek in een achtertuin, fijne gesprekken tussen zeven mensen, ontroering, meeuwen en Zeeuwen…
IK HEB HEIMWEE!


zondag 30 mei 2010

Mondegreens (I)

Het is raar maar waar: ik hoor een liedtekst bijna nooit in zijn geheel. Hoe dat kan? Ik begin te vroeg met meezingen
(en kan vaak ook het swingen niet bedwingen). Daarbij sla ik van een eerste - en vaak ook meteen laatste - pure luistersessie meestal niet veel meer in mijn hoofd op dan één woordgroep of liedregel die mij meteen aanspreekt. Om het mysterie erachter, om het eigen filmpje dat ik er denkbeeldig bij draai of om de poëzie.

Mijn manier van luisteren draagt ertoe bij dat ik nogal een mondegreenmeisje ben.
Nogal een mondegreenmeisje?
Nogal een mondegreenmeisje, oui, oui.

‘Mondegreen’ is de internationaal bekende term voor een misverstane tekst. Hij werd in 1954 op de wereld gebracht door de schrijfster Sylvia Wright die als kind de liedregels 'They had slain the Earl of Moray / And laid him on the green' verstond als:
' They had slain the Earl of Moray / And Lady Mondegreen'.

Meer dan eens betrapten anderen mij op het zingen van een tekst die niet de eigenlijke tekst van de zanger/band is, of had ik een Ooh?-Goh!-moment als ik door een liedboekje bij een cd bladerde. Soms voelde ik me dan weer net zo klein als toen ik Elton Johns 'And it's no sacrifice' zong als 'And it's no zakkèrevoh'.

Voor een lach op een regenachtige dag: hier en ook hier zijn veel leuke verhoringen te vinden.
Mijn persoonlijke favorieten en een tweetal eigen mondegreens vindt u in het volgende filmpje dat ik vanochtend samen met M maakte:

Klik hier voor mijn YouTube-filmpje

P.S. Over de laatste mondegreen in het filmpje… meer in ‘Mondegreens (II)’. Wordt vervolgd dus!

vrijdag 14 mei 2010

Oejoej Appie!

Als u met mij mee wilt oejojoeien,
klik dan (1 x met de linkermuisknop)
op het onderstaande bonnetje,
lees en zeg: oejojoej och en foei!

zaterdag 1 mei 2010

Rotterdam, april 2010

Lieve Vriend,

Ik heb geen idee op welk continent je nu woont en werkt, maar ik denk vaak aan je. Soms zie ik je weer zitten met een van je over de wereld verspreid liggende gitaren, terwijl je liedjes improviseert voor je medekibboetsvrijwilligers - dat over mij ging ook over koeien, weet je nog? Of je danst op een strand vlak bij Libanon en doet dit zeker zo goed als de professionele dansdames tegenover je, ingehuurd om op 't salsafeestje flink te wiebelebipsen in Riocarnavalspakjes met fraaie veren.
Het vaakst denk ik terug aan die keer dat ik getroost moest worden omdat het vele landen van mij vandaan regende in mensen die ik altijd liefhebben zal. Het stevig omarmen van een boom zou me helpen zei je. Ik had dit waarschijnlijk niet geloofd als het van een sprietige en bleke Nederlander gekomen was, maar jij (voor-)voelt goede energie en krachten en ook slechte (ik weet nog dat ik op twaalf september 2001 uit Tel Aviv terugkwam naar Nahariya en jij er aangeslagen uitzag toen je mij vertelde dat je je voordat je van de gebeurtenissen in de VS vernomen had, plots zo ellendig had gevoeld).

Ha, hoe je kunt wegdromen tussen de alinea’s in! Even was ik terug bij de bemoedigende boom en voelde ik me opnieuw opgelucht, maar nu duikt een verdrietige herinnering op en rimpelt mijn gedachtestroom. Ik denk aan mijn envelop die een paar jaar na onze eerste ontmoeting in Israël en een paar maanden na de tweede in Nederland, uit Denemarken naar mij terugkwam met daarop een boodschap van een postbode en een sticker met een kruisje voor ‘er flyttet’. Je was vertrokken en lange tijd wist ik niet waar naartoe, tot je e-mail een half jaar later.

Ja, mi Amigo, als ik aan kwijte mensen denk dan denk ik dikwijls aan jou.
Ook aan een bijzondere oom trouwens, die nooit kwijt is geweest, maar gemakkelijk zoek had kunnen raken in de lange jaren dat hij geen telefoon had, geen nabije vrienden, geen collega’s. Mijn moeder werd zenuwachtig als haar brief voor haar gevoel te lang onbeantwoord bleef.

Laatst was ik zonder familielid of vriend(-in) alleen op een crematie. Ik heb in mijn leven al van alles in mijn eentje gedaan, maar alleen naar een crematie gaan was daar niet bij.
Ik voelde me ongemakkelijk in de kerk; ik was vergeten geld mee te nemen voor de collecte. Toen ik dit als een bang, klein meisje in het oor van de collectant fluisterde, antwoordde hij: ‘Maar daarvoor ben je aan mij geen verantwoording schuldig hoor!’ waarbij hij van het kleine woordje ‘mij’ een reus maakte door zijn beklemtoning. Ietwat ongemakkelijk voelde ik me ook toen bleek dat ik als een van de weinigen geen kerklid was en het lichaam van Jezus niet wilde opsabbelen, toen er buiten mij slechts één mensbaksel was dat niet met een vierwieler naar het crematorium ging én toen ik (als enige?) om meerdere flauwe grappen van de pastoor niet lachen kon (hoewel ik het verfrissend en bij de overledene passend had gevonden dat de zielenherder in de kerk het scoutingliedje ‘Pak al je zorgen in je plunjezak en fluit, fluit, fluit’ zong). Maar, lieve Vriend, het allerongemakkelijkst voelde ik me toen ik nadacht over de kaart die nog op mijn bureau lag. Het was een Sinterklaaskaart die ik op Valentijnsdag had geschreven aan de 77-jarige W die ik vorig jaar een paar maanden lang hielp bij het schoonmaken van de boerderij waarop hij met mevrouw A woonde, meneer grapjas W die nu door houten wanden omsloten was. Op de kaart stond, onder andere, dat ik binnenkort voor de tweede keer op bezoek zou komen in de hoge flat waar er goed voor hem werd gezorgd.
'P.S. Het is dan wel geen Sinterklaastijd, maar ik hoop dat u van de aanblik van de goedheiligman net zo blij wordt als ik ben wanneer ik de Sint zie…'

Het adres stond erop,
de postzegel was geplakt
en zo bleef de kaart meer dan een week op mijn schrijftafel liggen.
Tot meneer W haar niet meer lezen kon.


Twee geschreven maar nooit ontvangen poststukken liggen voor me. Het ene is voor een man met wie ik niet meer praten kan, het andere voor een goede vriend die eens erg zoek was, zich toen liet vinden en nu… toch alweer veel te lang en veel te veel kwijt is.

Ik hoop dat onze wegen elkaar snel weer kruisen
en wij elkaar weer nieuwe verhalen vertellen zullen.

Carlien

donderdag 29 april 2010

Verlanglijstje

O had ik maar een absoluut gehoor
en kon u maar noten lezen.
Ik zou u het werkelijk hoogstaande duet laten horen
waarmee twee eenden mij vanochtend
kwekkewekten.


Niet een van de eendjes van vanmorgen,
maar wel zo doddig dat ik 't beessie nu aan u tonen wil!

maandag 26 april 2010

Een Langhors van een woord

Er zat een woord verstopt in de Van Dale.
Tot vandaag, want ik heb het gevonden.
'n Spelletje galgje zou leuk zijn nu.

Dit is een gedeelte van het woord: rmplbsbstklbvlgr
en dit ook: ieuioaeeeiie.
Als u het ook vindt, dan deel ik mijn heldendom met u.
Beloofd!
En over het vindersloon hebben we het nog.

De oplossing geef ik op 1 mei.

zondag 18 april 2010

Heb je je tong verloren? Nee, maar wel...


... mijn gebit.

(gevonden door mij, gefotografeerd door M
in Bochum, Duitsland, vlak bij het Hauptbahnhof
en eveneens bij een oude begraafplaats)

woensdag 14 april 2010

Komt een dokter door de brievenbus…

Als het mij niet zelf was overkomen, dan had ik het moeilijk gevonden om te geloven:
vorige week kwam er een dokter door mijn brievenbus.
Een chique heer was het, met een witte hoed, zo’n man van wie je op het eerste moment denkt dat hij een essayist is, een beeldhouwer met naaktspecialisatie, wellicht ook een hoogleraar moderne letterkunde. Hij kwam in de vorm van een persoonlijke postzegel en landde met zijn snoet - zonder een spatje bloed - op de rubberen deurmat.

Boven op de bank, in mijn slaapzak, las ik op de achterkant van de envelop het adres van de dokterspraktijk waar ik me na mijn verhuizing had ingeschreven. Erboven stond een mij onbekende achternaam naast het woord ‘Arts’. Vol belangstelling opende ik de brief. Ik was een beetje grieperig en benieuwd of de dokter van deze post dit goed had aangevoeld en in de envelop misschien zijn nieuwste uitvinding anti-flu patches had bijgevoegd. Helaas, de brief was onpersoonlijker dan een Tupperware-bakje vol kikkerdril. Ik werd uitgenodigd om afscheid te nemen van mijn oude dokter en meteen kennis te maken met de nieuwe. “Haha,” lachte ik in het bijzijn van mijn vriend, “haha, ik ken de nieuwe dokter met zijn postzegel nu al beter dan ik de oude kende. In een jaar tijd hoefde ik nooit voorbij de assistentes.”
Stilletjes las ik verder… De receptie vindt plaats op 24 april 2010. Van 12.00 tot 15.00 uur voor achternamen die beginnen met
A t/m K en van 15.00 tot 17.00 uur voor achternamen die beginnen van L t/m Z.


Ik was niet zo ziek dat ik ijlde, beste lezers, maar wel zag ik dwaze filmpjes voor mijn ogen. Het eerste was van een meneer die zichzelf een groot geel naambord opspeldde waarop ‘Dhr. ABCDEFGHIJKelzenbeek’ getypt stond. Ietwat beteuterd keek hij om zich heen. Hij vond het niet prettig om als eerste op het feestje te zijn. Het tweede filmpje gaf me een ruilbeursgevoel. Ik zag hoe een jonge vrouw een andere jonge vrouw vriendelijk op haar schouder klopte en zei: “Heeij Malika! Jij bent toch een Öztürk, nietwaar? Kun jij misschien naar het eerste deel van het doktersfeest, zodat ik naar het tweede kan? Ik moet namelijk om half twee naar de tandarts. Zou dat lukken denk je? Ja, eigenlijk ben je een dikke bofkont: je mag nu een heel uur langer feestvieren!”.

De brief gaf me plezier, lol tussen drie niesbuien en een kuch, maar…
toen las ik de allerlaatste regel:

Kadotip voor Dr [X. Oudedokter]: een bijdrage voor een reis naar familie in Hongkong en Australië.

Ik zweeg en fronste mij in diepe rimpels. Misschien vreesde de oude of nieuwe dokter voor cd’s van Lee Towers, voor vensterbankclowntjes, stillevens in gouden lijsten of een oerwoud aan orchideeën als geschenk aan de vertrekkende dokter. Misschien ook was de bijna ex-huisarts bang dat hij de mogelijk te ontvangen kilo’s Belgische pralines niet zou kunnen weerstaan en zich op zijn eerste vrije dag een bierbuik zou vreten die hij er nooit meer af zou kunnen trainen. Hoe het ook zij, ik vond deze zin niet netjes. Als jij rijk bent, moet er door jou of mederijkelingen niet over presentjes aan jou gerept worden. Mensen moeten iemand kunnen bedanken door hun aanwezigheid, een vriendelijk woord in een oor of op een kaart, zonder zich druk te hoeven maken over de omvang van een cadeau voor een man met een huis waarin het jouwe minimaal vier keer past.

Geen dokter aan mijn lijf die dit niet snapt.
Ik moest maar eens op zoek naar een andere arts.

zondag 11 april 2010

Mijn droomhuisje

Dat zou natuurlijk het mooiste zijn:
dat je zo'n vriendelijk en tevreden mens was
dat deze eigenschappen zelfs door de ramen, bakstenen
en het houtwerk van je huisje heen
naar buiten dringen zouden...

zaterdag 10 april 2010

Over de man met de woordenboeknaam

Zojuist deed ik een ongelooflijke ontdekking.
Frans Duijts is maar 208 dagen ouder dan ik.

woensdag 7 april 2010

Nieuwsflits: een interpunctiealarm

ROTTERDAM. Het gaat slecht met de Nederlandse puntkomma’s. Vele voelden zich hier te lande al enige tijd onbemind en nu ze daarbij ook nog eens meer en meer worden aangezien voor leestekens met een horizontale symmetrieas is de ontstemming steeds duidelijker voelbaar. Hele drommen vluchten naar Griekenland waar nog veel vacatures voor de beter begrepen en meer gewaardeerde functie van vraagteken te vinden zijn.


afb. 1. De puntkomma voelt zich in Nederland vaak niet op zijn plek, zoals hier in een foto-onderschrift op de voorpagina van de Metro Rotterdam e.o. van vrijdag 2 april.


afb. 2. De Grieken zullen hun puntkomma's niet verkeerd gebruiken. Iedere Griek weet dat dit leesteken bij hen op het eind van een vraagzin hoort.
[bron van de vraagzinnen: www.grieksegids.nl/taal/grieksetaal.php ]

donderdag 1 april 2010

Leukoplastisch fantastisch

Dat menige docent zijn rode pen minder gebruikt dan eigenlijk zou moeten, druist al niet meer tegen mijn verwachtingen in.
Dat een middelbare school reclame maakt door middel van een positief stukje op haar website over een door de school georganiseerd, zeer succesvol evenement… is hartstikke normaal.
Maar wie bedenkt nou dat het slim is om, als onderdeel van zo’n wervende tekst, een selectie van de reacties op de happening te plaatsen die voor bijna 10 % uit een en hetzelfde woord bestaat?

Zie hieronder een webtekst die ik laatst zomaar tegenkwam (ietwat afgeplakt omdat ik niet wil kwetsen, maar slechts wil genezen. Enneh, hoe minder leukoplast en gewone pleisters ik thuis heb, hoe minder monden ik kan snoeren en afplakken, wat goed is, want ik voel niet zelden de neiging dit te doen terwijl ik dat tegelijkertijd toch heel akelig van mij zou vinden) >>

Tip: vergroot de afbeelding met één linkermuisklik,
keer naar deze pagina terug via 'Vorige'



dinsdag 30 maart 2010

Een sleutelscène

Meestal is zowel de deutsche Gründlichkeit alsook de Franse slag ver te zoeken in de weekendse opruim- en schoonmaaksessies van mijn vriend en mij. Vooral als er visite komt en er haastig wordt toegewerkt naar een naar bloemen geurende etage zonder stapels papier op stoelen. Er is geen tijd om onszelf te veranderen in twee Trusen de mier, maar voor sloddervossen kunnen en willen we ook niet doorgaan.

Hoe gejaagd we ons soms ook kunnen voelen tijdens het ordenen, poetsen, stoffen en stofzuigen, er wordt altijd ontspannen gezongen. Zo nu en dan ook door mij, maar met zekerheid door M.

Eereergisteren sopte ik nog vrolijk door, terwijl M zijn jas aantrok en zijn rugtas pakte om naar de AppieHappie te gaan voor vijfpersoonsboodschappen. Ik zag zijn hoofd meerdere keren van rechts naar links en terug gaan. Een lied weerklonk. Het was het zoveelste van die ochtend, maar anders dan de andere had het geen hard-aan-de-slagritme…

“O sleutel, oei sleutel,
ik zoek je overal.
Waar ben je toch gebleven?
Ga niet bij me weg.
Elders in de wereld
gaat geen deur voor je open….”

Het beeld van een langs dichte deuren dwalende Jozef, een dikbuikige Maria op een ezel en een immens grote huissleutel duikt op. Vier poten en twee benen sjokken voort, één zilverkleurige baard hupt vermoeid mee (onze sleutel is geen loper). Teleurgesteld en afgepeigerd hangen twee hoofden en een dierenkop naar beneden; alleen op het stalen gezicht zie ik geen emoties, maar des te dieper voel ik ze. Voor ik het weet roep ik, hoogst verontwaardigd, vanuit de treurige traagte tegen M:
“Ooh hoo, dat is zielig, dat kun je toch niet zomaar zeggen!”

Beiden vallen we stil. Diep en langzaam denk ik na. Heb ik nou zojuist daadwerkelijk gedacht dat het gemeen is om tot onze voordeursleutel te zingen dat hij enkel op onze deur past en alleen bij ons huis hoort?
M en ik kijken elkaar aan en beginnen hard te lachen.
Och och, je kunt ook een te groot rechtvaardigheidsgevoel hebben… en te moe zijn om een feit als feit te herkennen!

woensdag 24 maart 2010

Over hobby’s en het werkwoord mogen

In een al niet meer zo recent verleden was Hans Teeuwen tafelheer bij De wereld draait door. Zijn aan iedere gast gestelde vraag was het in de Lingocontext verwachte, maar hier bij Matthijs van Nieuwkerk verrassende en bovenal melige: “Heeft u ook hobby’s?”.
Ik denk dat Teeuwen hoopte op een: “Ik mag graag breien. Breien geeft mij een stukje ontspanning, ziet u? En het scheelt ook een aardig centje in de portemonnee. Al is de wol vandaag de dag niet goedkoop, dat moet gezegd.” Waarop Matthijs vervolgens vlug “Waarvan akte” zou antwoorden.

Wijdverbreid
is het “ik mag graag X-en”.
Toch blijf ik het wat knullig vinden klinken.

Zelfs na mijn pennenproef van vandaag met Ikmag’kmagIkmagikmag verwacht ik ‘mogen’ nog altijd vooral te gebruiken als het gaat om ‘toegestaan / wenselijk / nodig zijn’ of als variant op ‘reden hebben tot’. En ja, heus rolt er dan ook wel eens een “Sinterklaas? Ik mag ’m wel” uit. Echter,
verder ga ik niet, want…
ik mag nu eenmaal niet graag “ik mag graag ‘ik mag graag’ zeggen” zeggen.

mijn pennenproef

maandag 22 maart 2010

Blosjes (2)

Eén: Ik had op de middelbare school enkele keren een tien op mijn rapport voor Engels.
Twee: Ik woonde zo lang in Engeland dat ik daar zowel zwanger had kunnen worden alsook het kind mijn buik uit had kunnen poepen.
Drie: Ik was eens op bezoek bij vrienden van Armeense kennissen die in Jerevan een koppelingsbureau hadden.
En toch…
toch had ik op een vrijdagavond in mijn eenendertigste levensjaar een aha-erlebnis bij het woord ‘matchmaker’.

Ahaaaaaa, een matchmaker “maakt” een s(tell)etje, brengt een paar bij elkaar.
En nééééé, hij of zij is niet per se de vervaardiger van de lucifer die nodig is voor het creëren van de juiste romantische warmte, waarbij twee mensen - als zij in het vuur turen - elkaars nieuwe vlammen worden.

Ja lieve mensen, uw blogster is er eentje van “Waarom makkelijk denken, als het ook moeilijk kan?”.
Dan weet u dat alvast.

zondag 21 maart 2010

Blosjes (1)

Een cursiste van mijn vriend overkwam het.
Dat je als vegetariër vliegt, een vleesmaaltijd aangeboden krijgt en
even niet op het Engelse woord voor planteneter komt.
“I am a vegetable” zei ze tegen de stewardess.

Vliegensvlug daarop werd ze tomaatrood
én
boordevol (van de) vitamientjes reisde ze voort.

donderdag 18 maart 2010

Leuker dan krijgen is geven, maar of dat ook voor lieve woorden geldt?

Volgens mij wilden de schrijfsters van onderstaande berichten aardig zijn tegen mij, maar eh... als ik me niet vergis zijn ze vooral erg vriendelijk tegen zichzelf.


Dit prachtigs vond ik geschreven in een boek...


.... dit op een kaart uit het buitenland


... en dit staat in mijn poëziealbum.

Jack, Kim en hun paarden

Ik ben bevriend met een Engelsman, laten we hem Pete noemen, of nee Jack, Jack is beter. Ik leerde hem kennen toen ik in Engeland woonde. Eigenlijk zag ik hem in de tijd daarna meer dan toen wij elkaars dorpelingen waren. Jack is een attente aardigerd en hij is daarbij ook nog eens slim, maar… Jack heeft een vervelende onhebbelijkheid. Hij kijkt een gegeven paard in de bek, vindt er ontstoken tandvlees en laat duidelijk merken dat hij niks met de kneus kan en niets snapt van de gever en zijn klaarblijkelijke domheid.

Toen ik eens na kerst een paar dagen bij mijn Engelse vriend logeerde, recenseerde hij de cadeaus afkomstig van zijn vader en broer. O wat was ik blij dat ik bij aankomst niet meer dan een paar kilo vacuüm verpakte kaas uit mijn tas tevoorschijn had getoverd. Amsterdamse kaas was een lekker(e,) veilige keuze.

Het jaar erop was ik creatiever én meer onbezonnen. Ik gaf Jack bij de kaas een kussensloop met daarop gedrukt een persoonlijk gedicht van mij voor hem:

A little read and a ‘Sweetie, sleep tight!’,
the beginnings of just another great night.

A pirate I am, huge treasures I win,
sea-gulls I scare, I get drunk on the gin.
As an inventor I rejoice others with
winged shoes and a perfect peacemaking myth.
On a desert island I’m enjoying a fig,
I own a museum, I’m giving a gig.

I awake, dreams leave me, but confidence I gain,
for I know hero Jack I shall always remain.

Bij het krijgen zei Jack niet: “You shouldn’t have!”
Dát zou goed zijn geweest.
Ik zou hebben gedacht dat dit Engelse beleefd- en bescheidenheid was en hij… hij zou blij zijn mij niet voor de kop te hebben gestoten en dat zonder ook maar één pijnlijke leugen op te dissen.
Maar nee, er kwam niets positiefs uit Jacks mond. De complimenten die in mijn hoofd al rondjes dansten vanaf het geefmoment zweeg hij aan gruzelementen.
Ik was verward. Oké, hij bleek rolkussens te hebben, wat mijn cadeau als gebruiksvoorwerp ietwat nutteloos maakte, maar was het daarom meteen een knudde geschenk?

Ik was even niet zo blij met Jack, maar… het kan waarlijk erger.
Toen ik op de basisschool zat, was ik uitgenodigd op het kinderfeestje van een klasgenootje, voor nu doop ik haar maar even Kim. Van een vriendinnetje kreeg ze twee cadeautjes. Het eerste werd uitgepakt en door Kim stilzwijgend terzijde gelegd, het tweede - een doosje Bruynzeelpotloden - kreeg bij het uitpakken een hele zin: “O, hek à.” (Dit is teleurgesteld Twents voor “O, heb ik al”).

Gelukkig voor het kleine geefstertje werd later die middag op de hei “Er zat een klein zigeunermeisje, huilend op een steen” gespeeld.
Een mooie kindervariant op de beroemde Fishermen’s friends!

zondag 14 maart 2010

Kurt Schwitters

Deze week is een Duitser aan wie ik doorgaans niet buitengewoon veel denk zomaar twee keer in mijn hoofd opgekomen: Kurt Schwitters ploep Kurt Schwitters.

Op dinsdag voelde ik de lente en hoorden mijn oren het zangerige 'twie--juh twie--juh'. Het ‘tuiiEe tuiiEe’ dat ik ken uit Schwitters klankgedicht de Ursonate.

Vier dagen later waren de beste man en zijn werk opnieuw op visite in mijn bolletje, nadat ik - per ongeluk en helemaal uit het niets - de naam 'plukje ploink' verzon, bijna een mini-klankgedicht op zichzelf. (Wat ik ermee moet, weet ik niet. Ik kan bij de naam natuurlijk een volstrekt gek project verzinnen of besluiten om twee asielkonijnen te adopteren waarvan het ene nogal plukkerig op me overkomt en het andere behoorlijk ploinkig, maar eh… tja, goh, mwah).

Voor wie ook kennis wil maken met een deel van Schwitters werk, klik op deze link
of (in een versie van Jaap Blonk) op deze of deze.

Om de tekst van het klankgedicht mee te lezen (dat heeft zeker meerwaarde!), open de pagina: http://www.ubu.com/historical/schwitters/ursonate.html
en scroll naar cuarta parte (het vierde deel).

Door op ‘<~ Vorige’ te klikken kom je terug op mijn pagina.

Veel luistergenot!

donderdag 11 maart 2010

Pokkiepoint

Op de basisschool moesten we, ik geloof in de laatste drie klassen, een aantal keren per jaar een spreekbeurt houden. Van deze herinner ik mij vooral die twee waarbij het niet ging om het ‘los’ spreken, maar om het declameren van uit het hoofd geleerde teksten. Ik deed een Lecturamasprookje met de titel ‘Een kist vol dieven’ en Annie M.G. Schmidts gedichtje ‘Ik ben lekker stout’ (waarbij mama er stevig op aandrong dat ik stampvoeten zou en een vuist in de lucht moest werpen, dingen die ik uiteindelijk met flinke tegenzin in de klas ook daadwerkelijk heb gedaan). De onderwerpen die ik koos voor de spreekbeurten met eigen tekst ben ik op één na vergeten. Mijn spreekbeurten waren duidelijk niet van een spektakel!spektakel!-gehalte.

Eén spreekbeurt van een klasgenoot was dat wel: onvergetelijk en opzienbarend. Het was een presentatie van B, dochter van een hobbyjager en beroepsrattenvanger. Hoe haar verhaal ging weet ik bij god niet meer, ik heb alleen twee voorwerpen die ze had meegebracht onthouden. In een boterhamzakje zat een glad en rood, tegelijkertijd levend lijkend én plastic aandoend, stukje vlees dat ze door de klas liet gaan. Het was het hart van een ree. Verder hield ze een soort minispeer omhoog, zwart met beigeachtig wit. “Dit is een stekel van een pokkiepoint”, vertelde B en staande keek ze trots op ons neer terwijl ze een plaatje liet zien van een beest dat ik nog nooit was tegengekomen.

In het leven na de basisschool heb ik - meer dan aan B - nog vaak aan de pokkiepoint gedacht. Eén keer was zijn lange stekel zelfs te zien bij een quizvraag. “Ik weet het antwoord!” gilde ik opgewonden. “Dat is een stekel van een pokkiepoint, een pok-kie-point, ik denk dat dat Engels is!”
“Voor wat dan?” vroeg mijn broertje, maar dát wist ik niet en ondertussen was Waku Waku’s Rob Fruithof al bij een volgende vraag.

De pokkiepoint geraakte op de achtergrond, maar ruim een maand geleden, op zes februari, dacht ik weer aan zijn bestaan. Ik zat aan de keukentafel bij twee vriendinnen en een kersverse ‘vriend van’ in Utrecht. Hoe we er op kwamen weet ik niet meer. Misschien dat we het over carnaval hadden en over hoe ik hier niet zo dolletjes op ben en het feest alleen nog een keer zou willen meevieren als ik verkleed zou kunnen gaan als wasknijper? In ieder geval vloog het woord ‘pokkiepoint’ weer over mijn lippen met een bijbehorende beschrijving van de stekels en de snoet die ik mij herinnerde. Vriend T opperde heel voorzichtig of ik niet doelde op het gewone stekelvarken.
“In het Engels heet het een porcupine.”

Op die bewuste zaterdagavond is er op de lijst met uitgestorven diersoorten een prachtige beestennaam bijgeschreven.

woensdag 10 maart 2010

Het kan in alle seizoenen zomaar zomer zijn

Als een softieijsje bij dertig graden smelt ik wanneer een man op twee stoeptegels - redelijk vlakbij en ergens tegenover mij - zijn beide ogen even toeknijpt en dan weer opent, waarna een voorzichtige glimlach de breedte in bloeit. Vooral bij jonge vaders en stokoude grootpapa’s is er dan geen houwen meer aan.

zaterdag 6 maart 2010

Een vredige ontdekking

Dat is wel schrikken voor iemand die tot dan toe alleen de Afrikaanse neushoorn in levende en logge lijve was tegengekomen… twee Indische neushoorns zien. Terwijl ik - vorige week zondag - beide Indiërs als versteend maar bleef aangapen, besefte ik dat de houtsnede die Albrecht Dürer maakte van de neushoorn die in 1515 van India naar Lissabon werd verscheept, toch echt natuurgetrouwer is dan ik ooit voor mogelijk had gehouden.

Ik vond ze een beetje eng en een beetje naar, de neushoorns met hun plooien.
Waarom?
Omdat ze me aan tektonische platen deden denken en daarmee aan de recente aardbevingen?
Nee, dat was het niet.
Omdat de neushoorndelen tussen twee plooien me de bouwpakketjes uit verrassingseieren in herinnering brachten die ei na ei aan kwaliteit inboeten zodat je er chagrijnig van zou kunnen worden?
Mispoes.

Het begon me te dagen toen ik op de fiets van Blijdorp terug naar huis het woord ‘pantser’ ingefluisterd kreeg en ik me tegelijkertijd realiseerde dat ik ook niet van kreeften houd en - met uitzondering van de wollige hommel - niet dol ben op insecten bovendien. Beesten met een pantser worden blijkbaar niet gauw vrienden van een pacifiste in hart en nieren!

woensdag 3 maart 2010

Verslingerd aan de taal van een Vlaamse dwerg

Als jullie binnenkort met mij in gesprek raken en jullie horen mij “Joepie het is dageraad” zeggen of “Ik zal op uw gerief letten”, bedenk dan dat mijn interjecties, zinnen en stem hevig besmet zijn met het kabouter Wesleyvirus. In een complimenteuze bui zeg ik tegenwoordig menigmaal: “Amai, goed opgemerkt jong!”, bij een goede grap: “Haha wat een goei!”. Als mijn vriend even geen puf meer heeft in het corrigeren van toetsen weerklinkt mijn: “Dat kan grager!” en als een kleine taalcriticus roep ik: “Ik kan dat horen dt-fouten!” (of - tot iemand die ik even niet heb verstaan op z’n half Italiaans - “Maar oe articoelèrt dan ook niet so doedelijk”).

Dat mijn taal is geïnfecteerd vind ik niks erg, ik vind het zelfs wel plezant. Toch hoop ik wel dat ik bij het vertellen van een voor-het-slapen-gaan-verhaal nooit “En toen kwam er een olifant met een lange snuit en die blies het verhaaltje uit” zal inruilen voor:
“Einde van dit verhaal.
Wordt misschien vervolgd
maar waarschijnlijk niet”.

[citaten van Jonas Geirnaert, de geestelijk vader van kabouter Wesley]

maandag 1 maart 2010

Lef in de trein

Diagonaal ten opzichte van mij in mijn tweetje hangt een jongen in een viertje. Zijn iele torso en armen zijn gehuld in een zwarte glimjas, zijn hoofd in zware acne. Ik heb met hem te doen, denk aan zijn eerste zoen, maar al snel vind ik dan dat ik niet zo makkelijk maar mag denken dat deze misschien voor hem vertraagd komt. Ik duik terug in mijn boek en ben het hartgrondig eens met de definitie die Guus Kuijer geeft van godslastering.

Ik kom pas terug bij de jongen op het moment dat - tussen Alexander en Centraal - een conducteur over het paadje stampt en hem een “schoenen van de bank” toebromt. De jongen gehoorzaamt, maar enkel voor een seconde of drie. Dan wordt het zielige knaapje een brutalig aapje: hij legt de saaigrijsbruine sneakers terug op het oranje NS-leder.

Zal ik er iets van zeggen?

Dit blijkt niet nodig, want ziedaar een tweede brede conducteur. Ook zij vindt het schoeisel niet passen op het treinmeubelement: “Kunt u uw schoenen van de bank afhalen, alstublieft?”.
Ahum, daar komt de glimjas toch wel heel gemakkelijk vanaf. Zou ik hiervoor hebben besloten om in te grijpen dan was dat zeker heel wat minder fijn voor hem geweest.

In mijn hoofd speelt een filmpje van mijn heldhaftige optreden. Precies als het filmpje afgelopen is (en ik vanuit mijn hoofd terug de realiteit in keer), draait de conductrice zich om. “Heeft mijn collega dit trouwens ook al niet gezegd?” “Ha!” denk ik en “Gna, gna” daarna, maar… ik zie geen blosjes op de wangen van de jongen. Ik weet aldus niet of het engeltje op zijn schouder haar mondje al is begonnen te roeren.

Misschien moet ik het tot mijn missie maken om treinpersoneel zo op te leiden dat het luitjes met schorriemorriegedrag van schaamte ineen kan doen schrompelen?
Stap 1 in de workshop van Carlien: Positioneer uzelf goed zichtbaar voor het geboefte.
Stap 2: Beweeg uw opera-arm naar voren.
Stap 3: Zing de volgende verzen van Herman Finkers luid schallend door de coupé:
“Dat heeft zo'n jongen toch niet nodig
Dat is volkomen overbodig
Denkt hij nu echt dat zoiets moet
Zo heeft z'n moeder hem vast niet opgevoed”

Och, ik wou dat ik deze regels zelf zou hebben gezongen toen ik eens op een brug over de Vecht werd bespuugd door een kleine opdonder die paprikachips vrat. Te weinig ad rem bracht ik toen niets uit, ik staarde alleen maar met open mond van de jongen naar de klodder op mijn schouder en weer terug, terwijl ik gewoon doorfietste.
Het liedje zou zonder meer hebben gewerkt. De chipsverorberaar was hiervan vast net zo rood-oranje in zijn snoet geworden als zijn vloeibare kwakje met luchtbelletjes op mijn wollen jas.

woensdag 24 februari 2010

Verkeerd schaatsen en fout fietsen

Ook ik kende een moment waarop ik niet wist welke kant ik op moest.
Ook ik kende een moment waarop ik verkeerd reed.
Gelukkig voor mij was mijn publiek kleiner dan dat van Sven Kramer en Gerard Kemkers.

Hoe het aanving…
Ik zat op mijn fiets en bedacht dat het misschien wel fijn was om koekjes thuis te hebben. Zou ik nog even langs de Turkse supermarkt rijden voor een minirolletje met chocolade- of bananenvulling? Zou ik hiervoor meteen links afslaan met het gevaar in mijn up tegen een hele horde moeders en schoolkinderen in te moeten - het was rond half vier - of nog even rechtdoor gaan en dan waarschijnlijk lang op een oversteekmogelijkheid wachten vanwege een kleine autokaravaan? Rechts was ook een optie, rechtstreeks naar een warm huis zonder de drukte van mensen op of in vervoermiddelen.

Links, rechtdoor, rechts, links, rechtdoor, rechts?
Mijn hoofd bewoog heen en weer.

Wat ik koos?
Ik koos niet, dat wil zeggen niet op tijd. Maint joe, ik had meer dan ‘a split second’ om te kiezen, mijn tempo namelijk had ik tot stapvoets vertraagd.
Wat ik wel deed?
Ik fietste tegen een halfmenshoog rood-wit-gestreept paaltje in het midden van het fietspad en… deed dit buitengewoon langzaam.
Dit had vast niemand gezien toch?
Twee pubermeiden achter mij gniffelden. [OEI]
En ik?
Ik keek beteuterd naar ze, toonde een flauwe lach en vertelde ze dat ik aan het denken was geweest. [OEIOEIOEJOJOEI].

dinsdag 23 februari 2010

Duits

Voor de Duitse taal heb ik talent:
Mein Toiletbesuch ist ganz urgent.

vrijdag 12 februari 2010

Over vachtjes op koele kleppen, Holle Bolle Gijzige honden en wat niet al

Er was eens een tijd waarin de postbezorger nog moest worden uitgevonden. Postbodes bestonden al wel en ik… ik was er eentje. Zo lang ik op mijn vaste zaterdag werkte, had ik het goed: ik had dan mijn eigen vaste fijne wijkkie. Mijn ronde bestond uit een winkelcentrum plus enkele straatjes in de buurt. Weliswaar moest ik voortdurend voortsjokkend volk voorzichtigjes omzeilen en rond half elf ’s ochtends ontdekken dat er heel wat mensen zijn die op dit tijdstip al een volledig happymeal lusten (terwijl ze zich nestelen in een frituurlucht waar ik spontaan witte puistwormpjes van uit mijn poriën zou kunnen drukken), maar verder waren er alleen maar voordelen aan de winkelbezorgroute. Ik had een karretje en geen fiets, kon altijd terugzwaaien naar een lief opaatje dat vaste prik gedurende mijn werktijd achter het grote raam in het HEMA-restaurant zat én kreeg zogenaamde TPG-korting op een montuur bij een van de vier opticiens die ik van post verzorgde.

Toch merkte ik pas echt hoe goed ik het op de zaterdagen had, toen ik - in een winter - een korte studiestop inlaste en ook door de week als postbodientje aan de slag ging. De eerste (sorteer)uren van de dag liepen zoals gewoonlijk. Ik leende elastieken uit de plastic bakjes van Jan (het mandje van Jantje) of Kees (het beessie van Keessie) en riep net als de anderen op het “Lang leve de koningin!” van Bart heel hard: “En z’n broer!”. Maar dan… dan werd het tijd om de straat op te gaan en vanaf dat punt… was alles anders dan ik gewend was. Het was, zo zonder de warmte van de winkels, langdurig koud en guur; er waren weinig aardige voorbijgangers en juist veel nare honden die ik ervan verdacht te willen solliciteren op de vacature van Holle Bolle Gijs - joh, zoals zij op papier reageerden!

Ik zag in dat het postbodeberoep niet automatisch voor iedereen zo fijn hoefde te zijn als het voor mij altijd was geweest op die ene weekendse werkdag per week en bedacht daarop hoe postmakers en -ontvangers de arbeidsomstandigheden van hun postbode zouden kunnen verbeteren.
Hieronder mijn tips aan eenieder.

Tip nul en een half (want: een inkoppertje):
Schrijf vaker een persoonlijke brief of een kaart in een gekleurde of versierde envelop.
Het is voor een postbode veel bevredigender om een privépoststuk te bezorgen dan het is om de zoveelste bankbrief bij huizen naar binnen te werpen.

Tip één (voor dagen waarop het twee graden Celsius of daarbeneden is):
Omdat met handschoenen aan zowel je grip op de post als je ‘doorbladervermogen’ sterk afnemen, blijven postbodewijsvingers meestal bloot en raken ze al vlug onderkoeld van het opwippen van het o zo koude brievenbusklepje dat heel wat kilte in zich lijkt op te slaan. De wijsvinger van de postbode raakt rood en prikt pijn van de extreme temperatuur of - zoals in mijn geval - doet heel serieus alsof hij afstervende is: lijkbleek wordt-ie en zijn onderhuidse leven vervriest.
Daarom adviseer ik alle mensen met een brievenbusklep die niet van plastic is: plak op de klep een vachtje of stukje pluche. Niet alleen staat dit vrolijk (of elegant), het is ook zeer postbodevriendelijk.


voorbeeld 1


voorbeeld 2

Tip twee (slot) (voor alle meisjes en jongens, vrouwen en mannen die (1) op zoek zijn naar een liefdesrelatie en (2) een goed combinerende familienaam dragen):
Omdat ik ervan overtuigd ben dat postbodes heel blij worden van brieven aan getrouwde vrouwen wier meisjesnaam in combinatie met de naam van hun echtgenoot iets bijzonders oplevert, het volgende: verzuim niet al op het eerste afspraakje naar de achternaam van je date te vragen en ga alleen met haar/hem in zee als deze naam met de jouwe een ‘gouwe’ eh… gouden … ensemble vormt achter ‘mevrouw’.
Gewis genieten postbodes minder van het afleveren van geadresseerde post aan mijn moeder dan van een postbestelling aan haar buurvrouw. De laatste namelijk heette al Jonker van zichzelf toen ze trouwde met een jongeman Jonker!
Mooi nietwaar: mevrouw Jonker-Jonker?
Maar het kan nóg mooier. Een paar minuten zoeken op http://www.stamboomforum.nl/extern.php?url=http://www.meertens.knaw.nl/nfb/
en je ziet dat er combinaties mogelijk zijn in alle soorten.
Bestaanbaar zijn:
· de rijmende combi: mevrouw Akker-Bakker, mevrouw Pluim-Pruim, mevrouw De Haas-De Heus
· de zieke: mevrouw Hoest-Niesen
· de viezige: mevrouw Schimmel-Voeten, mevrouw Peut-Eren
· de sociale: mevrouw Straks-Komen, mevrouw Hoest-Goed
· de vrolijke: mevrouw Hiep-Hoep, mevrouw Suiker-Spin
· de dankbare: mevrouw Danklof-Geven
· de adviserende: mevrouw Treur-Minderman, mevrouw Wijkniet-Langer
· de situatie-schetsende: mevrouw Onrust-Opstal
· de boektitelachtige: mevrouw Van Drie-Koningen, mevrouw De Ridder-Goedhart
· de wij-horen-bij-elkaar-combi: mevrouw Ploeg-Maatjes
en
· de dat-zoeken-we-even-op-in-het-groene-boekje-combi: mevrouw Niesen-Niezen.
Zou ik weer postbode zijn, dan zou ik maar wat graag - gniffelend - een blauwe envelop brengen aan een mevrouw Burger-Centen en… een eigen zinnetje bijschrijven op een poststuk aan een mevrouw Post-Bode (iets als: “groetjes van een andere postbode”).
Ik zou aldus zeggen: mensen huwt met hart
voor de postbode!
(en verhuis daarbij ook meteen maar met enige regelmaat, opdat meerdere postbodes en postbezorgers van je naam kunnen smullen).

maandag 8 februari 2010

Van knippen en plakken houd ik erg, tot scheuren voel ik mij soms genoodzaakt

Ditjes & Datjes van Buur Multimedia bv noemt zich een gezellig familieblad.
Ik noem D & D heel anders: een blad vol sterren, maar zonder enige allure. Wie een fotobijschrift bedenkt als het hiernaast getoonde is een mensonterende figuur die geen mogelijkheid zou moeten mogen krijgen om zijn/haar viezigheid in 900.000 huiskamers te droppen. Ik kan alleen maar zeggen: Bah, bah, bah, ik boycot en hoop dat velen mij volgen!

vrijdag 5 februari 2010

Het begint bij een fijn cadeau en eindigt met een ongewenste taart

Soms zit er in mijn inbox plots een cadeautje. Een van de mooiste presentjes van de afgelopen tijd was voor mij de volgende zin: "Ik heb Carlien gebeld en we hebben de diensten gerolen", gevonden in een aan mij ge-cc’de drieregelige e-mail van een collega.
Als het sterk maken van een werkwoord bij bepaalde groepen in is - google ‘gerolen’ en je zult versteld staan - dan is het vast ook wel geaccepteerd dat ik tot ‘hersterking’ overga, bedacht ik zojuist. Mondeling floepen enkele ‘hersterkingen’ er bij mij al met enige regelmaat uit, maar misschien moet ik ze ook in mijn schriftelijke taal gaan gebruiken? De titel van mijn volgende bericht wordt wellicht: "Hoe ik deze week een taart biek waarvan niemand eten wilde".
Ja, dit is echt een Ooooooogussiegut-momentje.

zaterdag 30 januari 2010

Lekker knutselen

Ik heb voor mijn blog nieuwe kleren geknutseld. Binnenkort maak ik van onderstaande mensenkinderen ook een tekenfilmpje. Nog even besluiten of het educatief of absurd gaat worden...

Vergroot d.m.v. één linkermuisklik, ga terug via 'Vorige'

dinsdag 26 januari 2010

Bijna gevleugelde woorden en best wel grootse gedachten op een avond aan zee


klik 1 x op de linkermuisknop om te vergroten, da's namelijk helaas wel nodig

maandag 25 januari 2010

Tip bij stress!

Ben je gestrest en toe aan rust (niet een beetje maar bergen) dan… hoef je niet meteen een midweek naar Center Parcs. Je kunt gewoon op bezoek gaan bij de dichtstbijzijnde reuzenschildpad en hem een sinaasappel zien eten.

zondag 24 januari 2010

Het terugkerende ledemaat

Al een paar dagen ligt
op de stoep
om de hoek
een barbiebeen.
Eergisteren bracht het plastic mij in een flits terug naar de schrik die ik ongeveer een half jaar geleden beleefde en op papier zette.

Op een eenmalig schoonmaakadres vond ik een rommelige kamer waar ik wilde stofzuigen. Om onder het bed alleen datgene weg te zuigen wat weggezogen moest worden, sloeg ik de deken die over de rand hing een stukje terug over het bed en… gilde.
Onder de deken lag een been. Een been van metaal en blote huid met eraan vast een jongevrouwenlijf in wit ondergoed. Uit de mond onder de deken klonk een kreet als die van mij, waarna de mond mij zei dat het been was geopereerd én vroeg of mij hierover niets was verteld.
Twee dagen later beleefde ik mijn eerste echte flashback.
Een been dook op onder een deken van bruin vacht in de slaapkamer van mijnheer B waar ik wederom een schoonmaaksessie had.
Het been was er niet echt natuurlijk.
Het lag vast veilig verderop.
Acht straten om precies te zijn.

maandag 18 januari 2010

Murtsjundais (I)


[TIP: vergroot de afbeelding met een linkermuisklik; ga weer terug via "Vorige"]

Wat?

Een fotosessie van een modeshow in de sneeuw op 10-01-'10.
Model?
Mijn zusje, de "schapenfluisteraar". Eenmaal per week werkt zij als vrijwilliger op de biologische boerderij Het Groene Spoor in Rossum. Zij geniet van het werk en voelt zich heel goed en op haar gemak bij de mensen daar.
Kleding?
Een verjaardagscadeau in de vorm van een overall...
... door mama gekocht in Twente (omdat dergelijke "catsuits" nu eenmaal gemakkelijker te kopen zijn op het plattelandse dan in het stadse),
... geborduurd door Print&Stitch.
De tekst is van mij.
Informatie?
Wilt u ook zo'n persoonlijk kledingstuk, laat dan een berichtje achter en ik kijk wat ik voor u kan doen.

vrijdag 15 januari 2010

Over: definities en lijsten. In: porties opgediend. Hier: portie drie

III
Tja, lijstjes behoren zeker ook tot mijn lievelingen, de blijvende lievelingen wel te verstaan. Was het anders, dan had ik het nooit over mijn hart kunnen krijgen om andere mensen de onderstaande nieuwjaarskaart te sturen (ruim twee jaar geleden).



[TIP: vergroot de afbeelding met een linkermuisklik op het groen; ga weer terug via "Vorige"]

donderdag 7 januari 2010

Zonder titel

Over: definities en lijsten. In: porties opgediend. Hier: portie één en twee

I
O, o, wat willen wij onszelf en anderen toch graag definiëren! Google “je bent wat je” en je vindt naast “Je bent wat je eet” ook “Je bent wat je doet” en “Je bent wat je koopt / geeft / luistert / ziet / wilt zijn / draagt / rijdt / je moeder at” et cetera.

Ik denk dat ieder mens complexer is dan de aardappels met jus, het vlees en de groente op het bord van mams en haar vlaflip in het keurige schaaltje,* maar goed… ik moet toegeven dat ik niet wars ben van artikeltjes met de eenvoudige Je-bent-wat-je-Xt-koppen. Integendeel, heel wat keren waarop ik mezelf aan anderen moest voorstellen, deed ik dit door het noemen van mijn lievelingsXen. Volgens “Carlien is wie en wat ze liefheeft” dus eigenlijk.

II
Ik houd van veel. Daarmee bedoel ik niet dat ik houd van grote hoeVEELheden, maar wel dat ik binnen veel categorieën veel lievelingen heb.

Mijn favoriete lievelingen van het moment:

Lievelingstalen: Zuid-Afrikaans, Zweeds, (BBC-) Engels (en dat zoals Parminder Nagra het spreekt), Hebreeuws

Lievelingstelevisieprogramma’s: De vloer op, Das perfekte Dinner (de Duitse variant op Smaken verschillen), Doc. Martin, Türkisch für Anfänger, SpangaS

Lievelingsgetallen: 11 en 23, maar ook: 4, 22, 28, 44, 88 en 112

Lievelingsfilms: Fucking Amal, La Meglio Gioventù, Tape, Elling, Torch Song Trilogy

Lievelingsuitstraling: de enthousiaste van zwemster Marleen Veldhuis, de vriendelijke van journaalpresentator Jeroen Overbeek, de krachtige van actrice Tyne Daly (onder meer in haar rol als de moeder van judging Amy) én de harmonieuze van het Fairtrademodel hieronder



Lievelingsboeken: Van oude menschen de dingen die voorbij gaan (van auteur Louis Couperus), Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden (door: Joke van Leeuwen), Jij, jij en jij (van de hand van Per Nilsson), De kleine prins (geschreven door Antoine de Saint-Exupéry), de verhalen van Winnie de Pooh (van A.A. Milne), de dikke Van Dale en - last but not least - het Middelnederlands woordenboek

Lievelingsdieren: de vleermuis, de egel, piepjonge mandarijneendjes op hun “maiden flight” uit de boom (http://www.youtube.com/watch?v=6HOLwd9nmB8&feature=related), babyuiltjes, de mol en het spookdiertje.