donderdag 11 maart 2010

Pokkiepoint

Op de basisschool moesten we, ik geloof in de laatste drie klassen, een aantal keren per jaar een spreekbeurt houden. Van deze herinner ik mij vooral die twee waarbij het niet ging om het ‘los’ spreken, maar om het declameren van uit het hoofd geleerde teksten. Ik deed een Lecturamasprookje met de titel ‘Een kist vol dieven’ en Annie M.G. Schmidts gedichtje ‘Ik ben lekker stout’ (waarbij mama er stevig op aandrong dat ik stampvoeten zou en een vuist in de lucht moest werpen, dingen die ik uiteindelijk met flinke tegenzin in de klas ook daadwerkelijk heb gedaan). De onderwerpen die ik koos voor de spreekbeurten met eigen tekst ben ik op één na vergeten. Mijn spreekbeurten waren duidelijk niet van een spektakel!spektakel!-gehalte.

Eén spreekbeurt van een klasgenoot was dat wel: onvergetelijk en opzienbarend. Het was een presentatie van B, dochter van een hobbyjager en beroepsrattenvanger. Hoe haar verhaal ging weet ik bij god niet meer, ik heb alleen twee voorwerpen die ze had meegebracht onthouden. In een boterhamzakje zat een glad en rood, tegelijkertijd levend lijkend én plastic aandoend, stukje vlees dat ze door de klas liet gaan. Het was het hart van een ree. Verder hield ze een soort minispeer omhoog, zwart met beigeachtig wit. “Dit is een stekel van een pokkiepoint”, vertelde B en staande keek ze trots op ons neer terwijl ze een plaatje liet zien van een beest dat ik nog nooit was tegengekomen.

In het leven na de basisschool heb ik - meer dan aan B - nog vaak aan de pokkiepoint gedacht. Eén keer was zijn lange stekel zelfs te zien bij een quizvraag. “Ik weet het antwoord!” gilde ik opgewonden. “Dat is een stekel van een pokkiepoint, een pok-kie-point, ik denk dat dat Engels is!”
“Voor wat dan?” vroeg mijn broertje, maar dát wist ik niet en ondertussen was Waku Waku’s Rob Fruithof al bij een volgende vraag.

De pokkiepoint geraakte op de achtergrond, maar ruim een maand geleden, op zes februari, dacht ik weer aan zijn bestaan. Ik zat aan de keukentafel bij twee vriendinnen en een kersverse ‘vriend van’ in Utrecht. Hoe we er op kwamen weet ik niet meer. Misschien dat we het over carnaval hadden en over hoe ik hier niet zo dolletjes op ben en het feest alleen nog een keer zou willen meevieren als ik verkleed zou kunnen gaan als wasknijper? In ieder geval vloog het woord ‘pokkiepoint’ weer over mijn lippen met een bijbehorende beschrijving van de stekels en de snoet die ik mij herinnerde. Vriend T opperde heel voorzichtig of ik niet doelde op het gewone stekelvarken.
“In het Engels heet het een porcupine.”

Op die bewuste zaterdagavond is er op de lijst met uitgestorven diersoorten een prachtige beestennaam bijgeschreven.

1 opmerking:

"Vriend T" zei

Haha, leuk verteld zo :)